Gezelschap Tijdens De Wandeling In de Avond
Het is donker in de stad. De straten zijn alleen spaarzaam verlicht. In het centrum, bij de brede avenida zijn wat meer straatlantaarns die daar een helder licht verspreiden. Zo ver is ze nog niet.
Ze komt de deur uit. Vanuit een raam van het huis waar het gezin bij wie ze op bezoek is woont heb je uitzicht op de met sneeuw bedekte oude vulkaan, de op een na hoogste berg van het land.
Ze zegt vriendelijk gedag en bedankt voor de gastvrijheid en de maaltijd die ze bij het gezin genoten heeft.
Ze is na haar wekenlange rondreis weer terug in deze hooggelegen stad en heeft het gezin waar ze eerder door haar vriendin mee in contact is gekomen bezocht. Ze laat er de bagage achter die ze de komende weken niet nodig heeft. De leden van het gezin zijn heel goede vrienden van haar vriendin en die heeft haar verzekerd dat ze altijd bij hen terecht kan. Toen ze het gezin samen eerder bezochten heeft de man hen met zijn auto, een 4W drive die hij als ontwikkelingswerker heeft, in de avond terug naar het hotel gebracht. Het huis waar het gezin woont ligt op de tegenover liggende helling van deze in een wijde kom gelegen stad als waar haar hotel is. Nu ze hen alleen bezoekt is ze er lopend heen gegaan, afgegaan op haar geheugen waar af te slaan en is ze er vanuit gegaan dat ze in de avond weer met de auto bij haar hotel afgezet zal worden. In de loop van de avond is dit in het gesprek echter niet ter sprake gekomen.
Ze snijdt het onderwerp voorzichtig aan maar zowel de vrouw als haar echtgenoot kijken wat afwijzend opzij. Ze trekt de conclusie dat ze terug zal moeten lopen, zelf de weg moet vinden ondanks dat het al laat en geheel donker is. Wanneer ze dit van te voren had geweten was ze er zeker niet in de avond heengegaan. Wanneer ze de deur uitkomt toont haar gezicht de teleurstelling en huivert ze licht, denkend aan de gevolgen wanneer ze verkeerde afslagen neemt, haar gevoel voor de juiste richting verliest en in het donker door de verlaten stad gaat dwalen. Ze kijkt omhoog, daar waar ze de met sneeuw bedekte oude vulkaan vermoedt alsof die haar het juiste richtingsgevoel moet geven, alsof die haar, overal boven uitstekend en allesziend in het donker geheel kan leiden op haar weg terug naar haar hotel.
Het is zeker 50 minuten lopen naar haar hotel en gelukkig slaat ze de juiste richting in, wat op zich eenvoudig is. Vanaf het huis waar het gezin woont eerst de helling helemaal af naar beneden, tot aan de avenida en vandaar weer omhoog naar de straat waar haar hotel is.
Zo laat in de avond lopen er geen mensen meer in de straten, behalve eventueel een dakloze of een dronken alcoholist. De honden beheersen nu het straatdomein. Ze lopen in kleine groepjes rond te slenteren. De waakhonden achter hun deuren zijn ook alert. Allemaal reageren ze wanneer zij langs loopt. De waakhonden beginnen fel te blaffen en te huilen. De groepjes straathonden kijken op, blaffen naar elkaar alsof ze willen afstemmen of ze een potentiele vijand is die aangevallen en verjaagd moet worden of dat ze haar met rust zullen laten. De honden vormen een wijde boog om haar heen die met haar meebeweegt wanneer ze doorloopt.
Ze blijft soms weifelend even blijft staan luisteren naar het gehuil van de honden, huivert weer even en loopt dan verder naar beneden omdat dit het enig juiste alternatief is.
Een grote herdershond komt uit het duister van de schaduw van een huis tevoorschijn. Het is een vrouwtje en ze loopt langzaam op haar af. Ze blijft op korte afstand even staan en loopt dan met haar mee. Zij kijkt naar de herdershond. Je ziet haar overwegen of de hond kwaad in de zin heeft of gewend is met mensen om te gaan en vertrouwd kan worden. Andere honden komen nu op de twee af. De herder ontbloot haar tanden en gromt diep naar de andere honden alsof ze wil zeggen blijf van haar af.
De herder loopt langzaam verder, blijft staan, kijkt om alsof ze wil zeggen; deze kant op, waar blijf je nou. Zij krijgt langzaam vertrouwen in de herder en loopt ook verder. Soms gaat de herder even een stukje harder, of zachter, soms loopt ze even een zijstraat in en komt elke keer weer bij haar terug en loopt met haar mee. Wanneer ze andere honden tegenkomen die aan haar willen snuffelen zorgt ze snel dat ze bij haar komt, ontbloot dreigend haar tanden en gromt de andere honden weg. Wanneer ze een dronken alcoholist tegenkomen die benevelt over straat slingert loopt ze zo dat ze bij het passeren tussen haar en de dronken man in loopt zodat hij niet tegen haar op kan botsen. Zij is nu geheel aan de herdershond gewend en wacht op haar voordat ze een kruising oversteekt, de richting volgend die de herder opgaat. Zo lopen ze samen verder tot ze bij de avenida uitkomen. De herder blijft staan, vlak naast haar alsof ze op een beloning wacht. Zij klopt de hond op de hals die haar hoofd even tegen haar aanlegt. Zo staan ze enkele momenten stil. Ze zegt; dank je wel, vanaf hier vind ik het wel alleen en aait de herder nog een paar keer over haar hals en rug. Dan draait de herder zich om en loopt terug de straat in, de helling op. Zij loopt door, de avenida af en daar op het eind de zijstraat in die naar haar hotel leidt.
De volgende ochtend wanneer ze door de stad loopt kijkt ze omhoog naar de met sneeuw bedekte oude vulkaan, alsof ze haar voor de begeleiding door de herdershond en de veilige terugkomst in haar hotel wil bedanken.