Nomade
Eindelijk ben ik zelf op weg naar mijn bestemming. Eerder in de middag heb ik de twee collegas die voor het weekend naar huis, naar Londen, gaan naar het vliegveld gebracht. Dat ging snel, ze hebben dezelfde vlucht vanaf Berlijn - Tempelhof dat zo goed als om de hoek ligt, op niet meer dan een kwartier rijden vanaf de fabriek waar we de hele dag gewerkt hebben.
De regel is dat degene die in het weekend de auto gebruikt de anderen brengt naar de plek waar vandaan ze reizen omdat onze manager geen taxikosten wil zien voor ritten naar een vliegveld of een treinstation. Hij ziet het als een gerechtvaardigde tegenprestatie van degene die de auto meekrijgt dat deze eerst de anderen afzet, waar dan ook.
Ik wil dit weekend Praag bezoeken en Gino wil naar Warschau. Omdat onze huurauto in Polen niet is verzekerd vanwege het grote risico op diefstal, een restrictie die niet voor Tsjechie geldt, mag ik dit weekend de auto gebruiken. Gino vertrekt pas in de avond, met de nachttrein naar Warschau. Hij hoopt dat ik mee zal gaan, zal afzien van mijn trip naar Praag, maar het sentiment dat Praag bij mij oproept heeft meer aantrekkingskracht en ik kan ook een ander weekend nog naar Warschau. Ik laat zijn verdekte suggesties aan me voorbijgaan.
De trein naar het oosten vertrekt vanaf een treinstation dat ver in Oost-Berlijn ligt. Gelukkig heeft Gino hiervoor al de route opgezocht zodat we niet hoeven zoeken en op tijd op het station zijn. Hij wijst me de parkeerplaats voor lang parkeren, langer dan een dag. Hij probeert nog steeds om me over te halen en mee te gaan naar Warschau, om tijdens de lange treinreis gezelschap te hebben. Toch blijf ik bij mijn plan om naar Praag te gaan. Om wat ik daarover heb gelezen wil ik liever die stad zien en voor het argument dat ik dat in een ander weekend kan doen zwicht ik niet.
Het is al na half acht in de avond wanneer ik eindelijk, de borden volgend, richting Dresden rij, om daar te overnachten en de zaterdag door te rijden naar Praag. We hebben geen wegenkaarten gekocht en ik rij op de richting aanwijzingen op de verkeersborden. In Berlijn zijn veel bouwactiviteiten gestart om gebouwen en wegen te vernieuwen en ook is de S-Bahn tussen West en Oost Berlijn weer opengesteld, waar we regelmatig gebruik van maken. Ik ga er vanuit dat de afstand in een vergelijkbare tijd te rijden is als in andere, westerse landen en er onderweg eet en hotelfaciliteiten zullen zijn. Het is een wat optimistische kijk op de situatie in dit gebied, zo kort na de Wende, zo zal ik leren.
Ik vorder langzaam. De weg van Berlijn naar Dresden is nauwelijks een snelweg te noemen. Door het wegbrengen van de anderen en daarna de haast zelf op weg te gaan, ben ik zonder eerst te eten de snelweg opgereden, in de veronderstelling onderweg wel een wegrestaurant tegen te komen. Er is onderweg echter geen enkele eet- of drinkgelegenheid.
Zo rij ik uren door in het duister, zonder wegverlichting, waarbij er later op de avond vrijwel geen andere autos meer rijden, terwijl ik me op de borden richting Dresden blijf richten. Daar kom ik zo tegen elf uur in de avond aan, tevreden dat dit toch nog in een acceptabele tijd gelukt is hou ik Dresden centrum aan.
Het verwondert me wel dat alles zo donker is, nergens een licht te zien is van een hotel, restaurant of een andere horeca gelegenheid terwijl ik toch het centrum van de stad nader. Zelfs de straatlantaarns zijn schaars. Dan zie ik in de verte een lichtbron van schijnwerpers en hou de richting aan om daar dicht bij te komen, in de veronderstelling daar wel een eet- of overnachtingsgelegenheid te vinden. Ik ben nog eerder verbaasd dan teleurgesteld wanneer ik zie dat, wat door de schijnwerpers belicht wordt een ruine is, het restant van een kasteel of, gezien de dom, een kerk. Ik stop, kijk even en herinner me dan de geschiedenis van de beroemde Frauenkirche, vernietigd in de 2e wereldoorlog en tot dan kennelijk niet gerestaureerd. Dan, om klokslag elf uur gaan de schijnwerpers uit en is het helemaal donker met verder niets wat beweegt op een paar passerende autos na. Een auto blijft bij me in de buurt rijden, misschien omdat die de indruk heeft dat ik me verdacht gedraag, daarom rij ik verder, nog een keer het centrum rond. De wegen bestaan alleen uit ongelijke stenen klinkers wat maakt dat het rijden meer lijkt op langzaam voorthobbelen.
Hier is niets waar ik kan eten of overnachten, ik rij het centrum weer uit, in een richting met naamborden die me niet bekend voorkomen, over een tweebaansweg door een bos Daar zie ik lichtschijnsel, ik stuur de auto de zijweg in, die snel overgaat in een zandpad. Het licht wordt feller en het verlichte huis wordt helemaal zichtbaar. Ik parkeer de auto en loop verder naar het huis toe. Het is aan alle kanten verlicht en ik hoor mannengelach alsof er binnen heel veel alcohol geschonken is. Niemand heeft me dan nog opgemerkt. Ik kijk om me heen, er staan veel geparkeerde autos en wat het ook is, zeker geen hotel waar ik kan overnachten. De gedachte dat vanaf Berlijn niemand me meer gezien heeft en mijn collegas me hier zeker niet zullen kunnen traceren schiet door mijn hoofd. Ik loop zo geruisloos mogelijk naar mijn auto en ben pas gerustgesteld wanneer ik weer veilig op de weg rij.
Er zit niets anders op dan de borden richting Praag aan te houden en maar gewoon door te rijden, te zorgen dat ik niet in slaap val ondanks de moeheid die me langzaam in zijn greep begint te krijgen. Hoeveel uren rij ik al onafgebroken, alles bij elkaar vanaf dat ik van de fabriek ben weggegaan zeker al zeven uur, zonder eten of drinken. Maar alles is beter dan hier langs de kant van de weg stil staan.
Zo rij ik alweer een tijdje wanneer ik ineens de borden zie van een motel, Motel Dresden. Ik hou de richting voor het motel aan en wanneer ik daar aankom parkeer ik de auto eerst voor de deur omdat ik niet kan geloven dat ik eindelijk een overnachtingsplaats gevonden heb. De deur is op slot maar op mijn bellen gaat deze op een kier open en kijkt een allervriendelijkste vrouw om het hoekje van de deur. Of er nog een kamer vrij is, vraag ik. Bezorgd zegt ze ja, kom maar gauw binnen. Dan pas parkeer ik de auto op de parkeerplaats. Bij binnenkomst heeft ze al een kamer voor me in gereedheid gebracht en geeft ze me de sleutel. Warm eten gaat niet meer maar ze maakt nog snel een koude schotel voor me klaar om te eten en ik heb in elk geval een veilig onderdak.
De volgende ochtend, na een heerlijk uitgebreid ontbijt, wijzen ze me een prachtige weg die leidt naar een rustige grensovergang, zonder wachttijden zoals bij de reguliere grensovergang. Ze geven me een handgemaakte tekening van de weg naar die grensovergang om te voorkomen dat ik verdwaal en zwaaien me bij het wegrijden zelfs na.
Ik rij verder en hou de borden richting Praag aan. Delen van de weg zijn duidelijk onder constructie, een deel is al een prachtige snelweg, andere delen bestaan uit hobbelige, slecht onderhouden tweebaanswegen. Bij een kruising tussen een mooie vierbaansweg en de slecht onderhouden tweebaansweg aarzel ik, er is geen richting aangegeven en ik kies voor de mooie vierbaansweg. Na zeker een halfuur rijden houdt de weg op en eindigt zonder verdere aanwijzingen in een bouwput. Gelukkig rij ik dit bij daglicht, in het donker zou ik zo de bouwput ingereden zijn, zonder mogelijkheden daar op eigen kracht uit los te komen. Dan maar omkeren, terug rijden naar de kruising en de slechte tweebaansweg nemen.
Na een paar uur rijden op een weg met veel bochten, langs veel arme dorpen met enkel bouwvallige huizen waar soms een paar armoedig geklede mensen lopen en een enkele troosteloze stad wordt de weg beter naarmate ik dichter bij Praag kom. Hier begint het er al wat meer westers uit te zien.
Praag is in opkomst als toeristenstad, dat is ook de reden dat de stad mijn aandacht getrokken heeft. Ik rij door naar het centrum, alle moeite is niet voor niets geweest en zo ben ik, ondanks alles, vroeg in de middag in Praag. Bij het eerste het beste goed uitziende hotel vraag ik naar een kamer. De receptioniste kijkt me verbaasd aan. Hoe kan ik denken dat er nog een kamer beschikbaar is. De hotels in Praag zijn niet in staat de toenemende toeristenstroom te herbergen en op veel gevraagde reserveringen moet nee gezegd worden. Ze voelt zich verantwoordelijk voor me, belt een aantal hotels en zo lukt het haar een kamer voor me te vinden. Het hotel is ver buiten het centrum, maar ik ben allang blij onderdak te hebben. Ze tekent de route naar het hotel voor me uit en opgelucht rij ik er naar toe. Het is een nieuw modern hotel, een Sporthotel met ruime lichte kamers en met diverse sportfaciliteiten. Het is kennelijk nog niet goed bekend bij de reisorganisaties waardoor ze niet volgeboekt zijn. Nog belangrijker voor mij, het ligt bij een metrohalte, de laatste halte van de metrolijn, maar toch, ik kan de auto parkeren en hoef niet meer te rijden totdat ik zondag weer vertrek.
De rest van de middag gebruik ik om Praag te bekijken, de beroemde Karelsbrug, de Oude Stad, de Burcht, het Wenceslausplein en slenter door de straten van het centrum. Er zijn veel toeristen uit allerlei verschillende landen, aan de gesproken taal te horen ook een groot aantal Nederlanders. De stad werkt als een magneet op de toeristenindustrie.
Over de weg terug naar Berlijn maak ik me geen zorgen en ik blijf zo lang mogelijk in Praag, tot ver na de middag voor ik aan de terugreis begin. Wanneer ik rond zeven uur in de avond de grens met Duitsland over ben zal ik ruim voor middernacht weer in het hotel in Berlijn kunnen zijn.
Op de heenweg heb ik de rustige landelijke grensovergang gebruikt maar nu, op de terugweg, weet ik niet via welke afslagen daar te komen om, in het vroege donker van het voorjaar, die grensovergang op te zoeken en ik hou de weg naar de reguliere grensovergang aan. Ver voor de grens begint het druk te worden met vrachtwagens, die in eindeloze, kilometers lange files stil staan tot de grens op maandag weer voor vrachtwagens opengaat. Hier was ik voor gewaarschuwd door de manager van de fabriek in Berlijn waar we werken. Ik rij er voorzichtig langs. Ik zie veel jonge vrouwen lopen, ze tikken op de cabines, praten met de chauffeur om dan of door te lopen of in te stappen. Ook zie ik oudere vrouwen wat heimelijk lopen met heel jonge meisjes, nog niet eens op tienerleeftijd die wat angstig, in elkaar gedoken meelopen. De vrouwen met de jonge meisjes lopen niet aan de wegkant van de vrachtwagens maar ze duiken telkens vanaf de bermkant als schimmen op tussen de geparkeerd staande vrachtwagens.
Ik moet nog wat eten, had bij deze grensovergang gewone restaurants verwacht en rij langzaam door, om me heenkijkend, afwisselend naar de vrachtwagens, naar de jonge vrouwen, naar de enkele fel verlichte gebouwen langs de kant van de weg en probeer in te schatten of ik daar een bord eten zou kunnen krijgen. Die vrachtwagenchauffeurs moeten toch ook ergens kunnen eten. Een ding weet ik zeker, wanneer ik nu hier niet eet, zal ik op een lege maag door moeten rijden naar Berlijn omdat er na de grensovergang onderweg geen enkele gelegenheid meer zal zijn om wat te eten.
Bij een van de laatste hel verlichte gebouwen waag ik het erop, parkeer de auto en loop naar binnen.
Het is inderdaad een restaurant, mijn vraag of ik er kan eten wordt wat afwerend maar wel bevestigend beantwoord en ik krijg een keurig schoon gedekt tafeltje. Dan pas kijk ik om me heen. In een hoek zit een jonge agent achter een tafeltje, verspreid zitten een paar oudere vrouwen waar, terwijl ik zit te eten zo af en toe jongen vrouwen zich even melden om daarna weer te vertrekken. Verder zijn bijna alle tafels bezet met mannen, zo te zien chauffeurs van de vrachtwagens.
Op het moment dat ik rondkijk zitten ze allemaal nieuwsgierig naar me te kijken, alsof ze willen achterhalen wat ik kom doen. Ik haal mijn schouders nauwelijks merkbaar op, gewoon eten, wat hier ongetwijfeld goed zal zijn en bestel een schnitzel.
Het eten, een gewone normale warme maaltijd, recht toe, recht aan smaakt inderdaad goed.
Dan komt een van de chauffeurs bij me aan tafel zitten en begint een verhaal, over zichzelf. Hij is een Zweed, rijdt deze route vanuit een Zuid-Zweedse stad regelmatig en vertelt over de uren vertraging die zij als vrachtwagenchauffeurs bij deze grenspost ondervinden. Dan licht ik op, het is de Zweedse stad waar we een jaar eerder een aantal weken zijn geweest en ik ken de stad waar de vrachtwagenchauffeur vandaan komt, in elk geval het centrum, goed. Ik noem een aantal herkenningspunten die ik me herinner, hij kent ze allemaal, en ook de naam van het bedrijf, de fabriek waar we waren. Hieruit put hij hoop. Hij vertelt; de jonge vrouwen die ik heb gezien zijn allemaal prostituees en bij de oudere vrouwen hier binnen komen ze het geld afdragen. Inderdaad, zoals ik heb gezien, lopen oudere vrouwen wat heimelijk rond met jonge meisjes die ze aan de chauffeurs aanbieden, waar ook gebruik van gemaakt wordt. De jonge agent zit er om een oogje in het zeil te houden, of soms even dicht te doen denk ik bij mezelf. De Zweedse chauffeur praat door terwijl ik ondertussen verder eet en nog om een dessert vraag. Hij buigt zich naar voren, zegt op vertrouwelijke toon dat hij niet zo is, dat hij daar niet aan mee doet. Hij gaat alleen uit liefde met een vrouw naar bed. Ik neem hem, nadat hij dit heeft gezegd, terwijl ik mijn dessert naar binnen werk, nog een keer goed op. Het is een klein kalend mannetje, korte benen, met de dikke buik van iemand die te veel zit en te weinig beweegt. Vermoedelijk heeft hij thuis een vrouw met wie hij getrouwd is in een tijd dat hij er aantrekkelijk uitzag. Hij put hoop uit het feit dat ik niets zeg, herhaalt, terwijl hij zich vertrouwelijk naar me toe buigt dat hij me heel aardig vindt, dat dat voor hem de enige reden is.
Ik kijk om me heen, de sfeer lijkt wat te veranderen, wat agressiever te worden en verschillende chauffeurs kijken wantrouwend mijn richting op. Tijd om weg te gaan voordat ze hun achterdocht richting mij gaan uiten en ik vraag om de rekening, betaal die contant zonder de Zweedse man te antwoorden die weer bij zijn medechauffeurs aan tafel is gaan zitten. Terwijl ik afreken zie ik ze onderling wat praten, terwijl ze allemaal naar me zitten te kijken, al mijn bewegingen volgen, alsof ik ze op activiteiten heb betrapt waarvan ze liever niet willen dat die bekend worden buiten kun eigen kring en waarvan ze niet weten wat ik met die kennis ga doen.
Buiten kijk ik over mijn schouder of niemand me is gevolgd en loop zo snel mogelijk naar mijn auto, doe, wanneer ik eenmaal zit de deuren op slot. Ik heb spijt dat ik heb laten weten dat ik in de Zweedse stad was, de naam van de fabriek heb genoemd. Het voelt alsof ik nu niet meer anoniem ben, wanneer ze moeite doen te traceren ben.
Na nog een enkele kilometer in het donker gereden te hebben ben ik bij de grensovergang en mag ik, na een vluchtige blik van de douaneambtenaar op mijn paspoort, doorrijden. Opgelucht haal ik adem wanneer ik veilig op de vrijwel verlaten en donkere Duitse weg rij, terug naar Berlijn.
Op de vraag van mijn collegas hoe het weekend was lukt het me niet de juiste woorden te vinden om te vertellen over de indrukken die ik heb opgedaan bij de grensovergang en ze kijken me niet begrijpend aan. Mijn verhalen beperken zich tot toeristische indrukken van Praag en adviezen om de stad te bezoeken en dat er een rustige grensovergang is waar je de drukte van de wachtende vrachtwagens kunt omzeilen. De weken erna kijk ik, wanneer ik zonder mijn collegas in de avond door Berlijn loop, soms ongerust even om, om me daarna te realiseren dat het vrijwel onmogelijk is om me hier te traceren, maar toch.