De Trein Naar Warschau
We mogen elk weekend naar huis, of voor een vergelijkbaar bedrag alternatief reizen waarheen we maar willen, op voorwaarde dat we, wanneer we het laatste doen, de zondagavond weer terug zijn in ons hotel.
Vanuit Berlijn is de reis naar huis kort, met een vlucht van minder dan een uur en het vliegveld dat we gebruiken, Berlin Tempelhof, dicht bij de fabriek waar we als team werken. Het is hooguit een kwartier rijden naar het vliegveld, waar je de auto zo goed als voor de deur parkeert, daarna, na de incheck en paspoortcontroles de vliegtuighal doorloopt naar de achteruitgang waar je vliegtuig al staat te wachten en je voor vertrek kunt instappen. Een kortere reistijd van deur naar deur is vrijwel niet mogelijk.
Het is kort na de val van de Berlijnse muur en door de drukte van een grote elektronicabeurs in Berlijn hebben we geen hotel in West-Berlijn kunnen vinden waar we allemaal voor de gehele periode kunnen verblijven. In het oude centrum van Berlijn, om de hoek van de Gendarmenmarkt in voormalig Oost-Berlijn hebben we ons hotel gevonden. Een Oost-Berlijner ziet al kort na de Wende mogelijkheden om een hotel te starten in een oud gebouw, waar de verbouwing en renovatie nog maar net zijn gestart en met een voorgevel die bezaaid is met kogelgaten uit de 2e Wereldoorlog. Van het gebouw zijn een paar verdiepingen omgetoverd tot een smaakvol en gastvrij hotel.
Met de auto gaan we elke dag met zijn vieren via Checkpoint Charlie naar onze werkplek, de fabriek in West-Berlijn.
Het oosten roept om verkend te worden. Gino, de Italiaanse collega die zelden naar Italie teruggaat en heel soms teruggaat naar Londen waar ons kantoor is, haalt het meest uit de baan die we hebben. Geen van ons ziet zoveel van de landen waar we werken als hij. Hij is dan al een weekend naar Warschau geweest, met de trein want de auto die we gehuurd hebben mag niet de grens naar Polen over. Of beter gezegd, de auto is in die landen niet verzekerd tegen diefstal. Gino is onder de indruk van Polen, wil graag naar Danzig, de havenplaats aan de Oostzee en probeert Alicia over te halen mee te gaan, een keer niet naar huis, om ook een keer van de gelegenheid gebruik te maken wat van dit deel van Europa te zien. Ze aarzelt, stemt dan in. Het is ook wel aanlokkelijk want wanneer anders heeft ze gelegenheid deze steden te bezoeken. Ze wil dan wel in Warschau blijven om daar wat rond te kijken. Zo komen ze overeen de vrijdagavond samen de trein naar Warschau te nemen. Daar gaat ieder zijn weg. Gino zal verder reizen naar Gdansk en zij blijft in Warschau, om dan de zondagmiddag elkaar op de afgesproken tijd op het treinstation weer te ontmoeten en samen terug te reizen naar Berlijn. Gino is iets teleurgesteld dat ze niet mee wil naar Gdansk maar leeft toch op. In elk geval hoeft hij de lange treinreis van Berlijn naar Warschau en terug niet alleen te maken. Zo gaan ze op weg.
Het is al laat, diep in de nacht wanneer ze in Warschau aankomen en Alicia zoekt voor het gemak en veiligheid een hotel op loopafstand van het treinstation. Ze is gewaarschuwd voor de hoge criminaliteit, blij wanneer ze veilig in het hotel is. De zaterdag gaat op aan sightseeing in de oude gerestaureerde binnenstad die in de 2e Wereldoorlog geheel verwoest was. De binnenstad is zo historisch verantwoord herbouwd dat het vooral de fotos en informatieborden zijn waaruit de geschiedenis op te maken is. Veel herinnert aan de opstanden vanuit de gettos tegen de overheersers.
Vlakbij het station en daarmee ook vlakbij haar hotel is een theater waar in de avond een musicalvoorstelling, Metro, is en Alicia koopt hiervoor een kaartje. Pas wanneer ze er de zaterdagavond heen loopt realiseert ze zich dat de route over markt loopt, die na sluiting van alle kraampjes, opgevouwen tot allemaal kleine kistjes, in de avond het deel van Warschau is waar veel toeristen zijn beroofd en waarvan het afgeraden wordt hier later op de dag rond te lopen.
Alicia gaat op in de musicalvoorstelling, rauw verhalend over jongeren, daklozen en verslaafden die in de metro hun onderdak hebben gevonden.
Na afloop is het buiten helemaal donker en ze aarzelt, maar ze moet toch de nu donkere markt oversteken om bij haar hotel te komen. Ze kan niet in het theater blijven of daar de nacht doorbrengen.
Ze hangt haar schoudertas onder haar jas, waardoor hij alleen als een dikke bobbel onder haar jas te zien is en begint de oversteek over het verlaten terrein, bezaaid met de tot kisten opgevouwen marktkraampjes. Ze is bedacht op het uit het donker tevoorschijn komen van schimmige gedaantes, vanuit het donker van de beschutting van de vele kisten, overdag een marktkraam maar nu een plek waarachter bij elk iemand haar ongezien kan beroven. Dan hoort Alicia een mannenstem. Ze kijkt op, daar zal je het hebben. Er staat een grote sterke man die haar wat verbaasd aankijkt. Rustig blijven denkt ze, net doen alsof dit normaal is en ze zegt een paar woorden terug, in het Duits. De man komt dichterbij en vraagt waar het station is. Daar, zegt Alicia, verbaasd over deze vraag op dit moment, en ze wijst naar het station achter hem en zegt dan, wijzend naar het gebouw recht voor hem, daar is mijn hotel, dus ik ben bijna thuis. Hij blijft staan en Alicia keert zich om en loopt door naar haar hotel. Wanneer ze er bijna is kijkt ze nog een keer achterom en ziet dat hij is blijven staan en haar nakijkt. Opgelucht stapt ze even later haar hotel binnen. Dit is ook weer goed afgelopen.
De volgende dag kijkt ze nog wat rond in de stad, het standbeeld van Chopin en koopt wat pianomuziek van Chopin.
Dan gaat ze ruim op tijd naar het station om op de afgesproken tijd met Gino terug te gaan naar Berlijn. Het is heel rustig op het station. Alicia hoopt dat het rustig zal blijven, want anders dan op de heenweg hebben ze voor de terugreis geen gereserveerde plaatsen. Ze loopt wat ongedurig heen en weer. Als Gino nu maar op tijd is, hoe vaak hebben ze al niet op hem moeten wachten, en wanneer hij nu niet voor vertrek van de trein op het station is wat moet ze dan, alleen terug gaan of op hem wachten en wanneer komt hij dan wel. Gelukkig, hij komt ruim een kwartier voor vertrek aanlopen. Het blijft nog steeds rustig op het perron, bijna tot de vertrektijd van de trein. Dan wordt het ineens heel druk, met een gedrang van jewelste. De trein komt eraan, stopt toevallig zo dat Alicia recht voor een deur staat en zo in kan stappen. Ze kijkt om waar Gino is. Hij is vastgeraakt in het gedrang. Ze blijft staan tot ze van hem een bevestigende blik heeft dat hij weet waar ze is ingestapt, voor het gedrang uit. Ze loopt links de gang in, blijft dan staan om zeker te weten dat Gino ook is ingestapt. Ook in het portaal voor de deuren blijft het een gedrang. Gino heeft gezien welke kant ze op is gelopen en ze stapt een coupe in met zitplaatsen voor 8 personen. Ze gaat bij het raam zitten en zet haar tas op een andere zitplaats om er zeker van te zijn dat Gino straks ook kan zitten. Andere treinreizigers druppelen binnen, even later komt Gino ook, blij dat ze een zitplaats voor hem heeft vastgehouden. Ze installeren zich en dan zet de trein zich langzaam in beweging.
De trein rijdt nog steeds langzaam wanneer Gino plotseling naar zijn jaszak grijpt. Zijn portefeuille is weg. Hij schrikt, zoekt in alle zakken, wil teruglopen om de trein uit te gaan en realiseert zich dan dat de trein al rijdt. De andere reizigers onderzoeken hun zakken ook. Langzaam realiseren we ons dat er veel minder mensen met de trein meereizen dan er op het vertrektijdstip op het perron waren of in het portaal van de trein stonden toen we instapten. Een andere passagier zegt, mijn portefeuille is ook weg, nog een ontdekt dat ook zijn portemonnee verdwenen is. Ontsteld kijken we elkaar aan en komen langzaam tot de ontdekking dat in onze coupe 6 van de 8 personen beroofd zijn van of hun portefeuille of hun portemonnee. Gino raakt bijna in een shock, hoe en waar dit te rapporteren. Volgens Italiaanse regels moet dit bij de politie in de plaats waar de beroving plaatsvond gerapporteerd worden en we rijden inmiddels met een steeds groter wordende snelheid weg van Warschau. Hij is heel veel kwijt, creditcards, paspoort, rijbewijs, verzekeringsbewijzen, nog meer papieren, geld.
De trein zal ruim een uur halt houden in Frankfurt an der Oder en we besluiten om daar, bij de Duitse spoorwegpolitie, aangifte te doen, wat misschien geaccepteerd zal worden bij de Italiaanse instanties. In elk geval is het beter dan wachten tot we terug zijn in Berlijn. Wanneer we in Frankfurt An der Oder aankomen, springen we de trein uit, rennen naar de ruimte waar de spoorwegpolitie moet zijn en vinden het kantoor met zeker vijf politieagenten die helemaal ontzet zijn over deze criminele daad.
Alicia zegt dat ze maar een uur hebben omdat ze verder met de trein moeten, naar Berlijn. Gino spreekt niet goed Duits, Alicia wel, dit is waarom ze door haar werkgever in Londen aangenomen is, evenals Gino aangenomen is voor zijn talenkennis in Zuid-Europa. Alicia vertaalt alles wat Gino opnoemt als gestolen.
Wat er dan volgt is hilarisch. De vijf agenten komen als een man in actie. Ze draaien allemaal een aangifteformulier in hun oude grote typemachine, en beginnen dit in te vullen. Alicia gaat van de een naar de ander om de algemene gegevens van Gino op te noemen die ze invullen. Gino noemt wat hij kwijt is, Alicia vertaalt het, waarna de politieagenten zeggen: Oh mein Gott, auch dass ist weg. Vervolgens hameren en timmeren ze op hun typemachines om het allemaal op de formulieren vast te leggen. Zo zitten ze zeker 30 minuten keihard door te typen, vullen met elkaar een ontelbaar aantal formulieren in, waar Gino zijn deel van krijgt. Ze kijken op hun horloge. Zeggen; Fertig, wir haben es geschafft. Wij rennen terug naar de trein, stappen in waarna de trein vrijwel onmiddellijk vertrekt.
Wanneer we weer zitten kijken we elkaar verbaasd aan, nog onder de indruk van de massaal typende politieagenten met hun logge machines in het kleine kantoor. Onze medereizigers kijken ons verbaasd aan, ongelovig dat het gelukt is om gedurende dit uur oponthoud de gehele diefstalaangifte klaar te krijgen. Opgelucht zakt Alicia achterover, gelukkig kwam haar Duits weer van pas.
Gino probeert in Berlijn de vervanging van de gestolen documenten te regelen. De creditcard is nog het gemakkelijkst. De creditcardmaatschappij garandeert vervanging binnen enkele dagen en houdt zich daaraan zodat we maar een paar dagen voor Gino de restaurants hoeven te betalen. Dan heeft hij een nieuwe creditcard, trots laat hij hem zien, hij is niet meer van ons afhankelijk en zal deze avond in het restaurant afrekenen, waarna de gebruikelijke onderlinge verrekening volgt, verplicht als we zijn dat ieder zijn eigen kosten bij onze werkgever declareert. Bij het afrekenen kijken we alle vier toe hoe de creditcard in de reader wordt gestoken. Dan houden we onze adem in, wat nooit gebeurt, gebeurt nu. De creditcard blijft steken en moet met een harde ruk uit de reader worden getrokken, waardoor hij beschadigd raakt, er breekt een heel stuk af, precies het deel met het nummer en de leesstrip. We kijken ademloos toe, Gino is perplex, staart sprakeloos naar de stukken van zijn nieuwe creditcard, zijn financiele onafhankelijkheid ligt in brokstukken voor hem op de tafel. Dan breekt de spanning en schieten we allemaal in een slappe lach waaruit we bijna niet meer bijkomen. Uiteindelijk lacht Gino mee, zucht, hij heeft geen geluk, hoe vertelt hij dit weer aan de creditcardmaatschappij, maar ziet er uiteindelijk ook het hilarische van in. Nog steeds lachend om het voorval lopen we terug naar het hotel. We betalen nog een paar dagen de rekeningen voor Gino, dan heeft hij weer een nieuwe creditcard, en heeft hij zijn onafhankelijkheid terug.