Dit is de header afbeelding
Geselecteerd Verhaal Geselecteerd Verhaal

Korte Verhalen - Nomade

Terug Naar Overzichts Menu Nomade

Cairo

 Al-Hussein moskee

Het is vrijdag, de eerste dag van het weekend in Cairo. Vandaag ga ik het anders doen dan in het vorige weekend. Toen heb ik een dagtour gemaakt met chauffeur en gids die twee goede vrienden van elkaar waren. De gids wist veel, vertelde veel, vroeg veel, zocht in de uren dat we in de auto zaten de Arabische muziek op die ik kende van de Algerijnse zanger Khaled, praatte tussendoor veel en maakte dat ik ook wat spraakzamer werd. Aan het eind van de dag was ik moe en gestrest, in plaats van uitgerust.

Nu heb ik een City tour geboekt met alleen een chauffeur die me bij de bezienswaardigheden afzet, waar we afspreken hoeveel tijd ik ervoor neem en hem 10 minuten voor de afgesproken tijd bel op zijn mobiel. Hij heeft zo tijd om mij vanaf zijn parkeerplaats buiten de drukte, op de afgesproken tijd weer op te halen.

Ik kan dan in mijn eigen tempo rondlopen en rondkijken zonder alsmaar naar wetenswaardige feiten te hoeven luisteren en daarop te reageren. Zo zijn we kort voor de middag bij Khan El-Khalili, de grootste soek ter wereld. De chauffeur, een oudere, keurige man die nog in de Sinai oorlog gevochten heeft, vraagt bezorgd of het inderdaad mijn bedoeling is 2 uur in dit stadsdeel te blijven en ik probeer hem gerust te stellen, zich over mij geen zorgen te maken. Bovendien kan ik hem altijd op zijn mobiel bellen.

De auto is nog maar net weggereden of ik wordt aangesproken door een man met een winkel wat verder de wijk achter me in. Hij heeft de vaste vragen; waar kom je vandaan, ben je getrouwd, waar is je man nu en vervolgens het onverbiddelijke commando om in zijn winkel de saffraan die ik voor thuis nodig heb te kopen. Dit ben ik niet van plan en ondertussen kijk ik om me heen. Er staat een moskee voor me, aan de overkant van de weg staat een andere moskee, de Al-Hussein moskee zoals de chauffeur me nog snel heeft verteld met daar ook het begin van de Khan El-Khalili. Via een voetgangerstunnel kan ik aan de overkant komen.

Mijn gebrek aan aandacht voor hem irriteert hem en hij loopt zo dicht op me dat hij, jong, fors en dik, tegen me op botst. Ik begin wat te slalommen zodat hij ook beter op moet letten en hij begint agressief te vragen waarom ik niet mee wil naar zijn winkel. Mijn vaste antwoord is dan een vorm van uitstel, later of ik kom nog terug, of morgen, of volgende week, wat nu ook nog waar is want ik ben van plan volgende week een groot deel van de dag alleen maar naar de Khan El-Khalili te gaan. Er blijven wat toeschouwers staan, ik keer om, hij botst tegen me op, dan ik ook tegen hem omdat ik niet uitwijk en de volgende keer doe ik op het laatste moment een stap opzij zodat hij bijna valt. De toeschouwers beginnen te lachen, het moet ook wel een belachelijk gezicht zijn, de winkelier die me zo volgt met het botsen en ontwijken terwijl ik wel een aangeklede mummie lijk. Het is heel koud in Cairo, in Alexandrie heeft het zelfs gesneeuwd en ik draag vier lagen kleding onder mijn jas en een muts tegen de kou.

Me de recente voorvallen op het Tahrirplein herinnerend denk ik dat het het beste is me hier zo snel mogelijk uit de voeten te maken voordat deze man, omdat hij uitgelachen wordt, nog agressiever wordt. Ik wil zo snel mogelijk naar de overkant en eenmaal daar zal ik snel de moskee inlopen, waar de toezichthouders wel zullen zorgen dat er niets gebeurd.

Ik zet het op een lopen, naar de voetgangerstunnel, de trap af en kijk nog even om wat de man doet. Hij blijft boven aan de trap staan, kennelijk loop ik nu zijn territorium uit en hij roept me na, volgende week, en ik roep terug, volgende week. De volgende week zal ik hem nog even terugzien wanneer ik de saffraan al heb, hem als bewijs het kleine zakje toon en hij me gelaten vraagt waarom ik dit niet bij hem heb gekocht.

Aan de overkant loop ik naar de ingang van de Al-Hussein moskee, ervan uitgaand dat er een algemene ingang is. Ik loopt zo snel en voor de toezichthouders kennelijk zo onverwacht de moskee in dat ik al halverwege een lange gang ben voordat ze me ingehaald hebben. Het is de ingang voor de mannen en ik moet terug. Wanneer ik naar binnen wil moet ik de vrouweningang nemen. Ik zucht, ga terug en kijk buiten om me heen om er zeker van te zijn dat de man me niet is gevolgd, loop zo snel mogelijk de hoek om, haal ondertussen mijn hoofddoek tevoorschijn en sta binnen een paar tellen binnen via de vrouweningang.

De Al-Hussein moskee is bekend vanwege een zilveren schrijn en ik vraag me af hoe het binnen in de moskee geregeld is met de scheiding in een mannen- en een vrouwenafdeling. Het is er druk, vrouwen zitten verspreid op banken. Ik ga er tussen hen in zitten. De vrouwen praten wat met elkaar, er wordt wat gelachen, een aantal lijken elkaar te kennen en we zitten zo dat we bijna in een grote, wat onregelmatige kring zitten. De toezichthouders bij de ingang zijn me bij het naar binnenlopen niet opgevallen. Nu komt er een naar me toe. Heel vriendelijk bedankt hij me voor het in acht nemen van de kledingregels. Ik ben ook wel helemaal ingepakt en hij weet niet dat dit is omdat ik het zo vreselijk koud vind. De woestijnkoude zit de hele week al tot in mijn botten en daarom heb ik een muts op, met daar weer overheen de hoofddoek. Het is heel gezellig in de vrouwenruimte en voor alles heerlijk warm. Ik ontspan en kom tot rust. Er wordt vooral Arabisch gesproken. Sommige vrouwen lopen verder en komen dan na enige tijd weer terug. Ik volg ze en kom dan uit bij de zilveren schrijn waar de mannen- en vrouwenafdeling bij elkaar komen. Eerlijk verdeeld, met in beide afdelingen twee zijden van de zilveren schrijn die van elkaar gescheiden zijn door spijlen waar je nog net doorheen kunt kijken. Ook ik raak de schrijn aan en blijf dan even staan. Hier heerst een heerlijke rust. Daarna ga ik terug naar de vrouwenafdeling en ga weer op een bank zitten. Sommige vrouwen kijken me aan, wat nieuwsgierig want mijn uiterlijk is duidelijk westers. Het duur even, dan begint mijn buurvrouw een gesprek. In prachtig Oxford Engels stelt ze zich voor. Ze komt uit Saoedi Arabie en is hier voor een bezoek aan de moskee, samen met haar dochter die zich ook in foutloos Engels in het gesprek mengt. We keuvelen wat, over het doel van mijn bezoek aan Cairo, over mijn land, ze vertelt waar ze wonen en dat ik welkom ben. De dochter geeft me een kleinigheid als cadeau, een Arabische spreuk die een goede wens inhoudt. Het voelt als een oase van rust in deze hectische stad. Wanneer ik uitgerust ben neem ik afscheid. De vrouw en haar dochter en sommige van de andere vrouwen zwaaien me na en ook de toezichthouders zeggen me vriendelijk gedag.

Wat zelfverzekerder loop ik de drukte weer in. Ik heb nog ruim een uur voordat de chauffeur me weer zal ophalen en moet eigenlijk ook wat eten. Voor de manneningang van de moskee zijn een aantal terrassen, fleurig aangekleed met tafels, stoelen en banken met kussens. Er zit niemand. De terrassen zijn duidelijk bedoeld voor westerse toeristen en die zijn er in deze periode vrijwel niet. Het aantal westerlingen die ik vandaag ben tegengekomen is op een hand te tellen. Ook vorig weekend, tijdens het bezoek met de gids aan de piramides waren er vrijwel geen westerse bezoekers.

De obers van de diverse terrassen proberen mijn aandacht te trekken met fleurige menukaarten. Het maakt niet veel uit welke en ik kies een terras dat wat in het midden ligt, wat me hopelijk beschermt tegen opdringerige voorbijgangers en verkopers. Ik ga af op wat de ober adviseert en bestel een dagmenu zonder de kaart te bekijken. Vrijwel onmiddellijk daarna ben ik omringd door verkopers en een enkele voorbijganger die halt houdt. Ik zeg later, dat ik eerst wil eten en daarbij niet gestoord wil worden. Ze lopen weg, komen dan weer terug, zien dat ik kijk naar de kettinkjes met het Turkse oog die ze verkopen. Ik draag altijd een Turks oog bij me in mijn tas, een symbool om mijn aandacht erbij te houden, alert te blijven en niet in de problemen te komen. In de loop der jaren ben ik een paar van de eerder in Istanbul gekochte Turkse ogen kwijt geraakt, ik heb er nog maar een over en ik ben blij verrast ze hier te zien. Dan heb ik voor volgend weekend ook een doel om in de Khan El-Khalili rond te lopen. Het is knap van de verkopers dat ze dit opmerken want van alle artikelen die ze verkopen blijven ze die met een Turks oog het hardnekkigst aanprijzen. Bij gebrek aan toeristen concentreert alle aandacht zich op mij. Over anderhalve week zal de viering zijn van een jaar revolutie die tot de val van Mubarrak leidde. Toch blijf ik volhouden dat ik eerst wil eten en later iets zal kopen. Ook zijn weer enkele mannelijke voorbijgangers stil blijven staan die zich in de algemene vragen mengen.

De ober staat vanaf een afstandje toe te kijken en vindt het dan genoeg. Hij begint de tafels, stoelen en banken zo te schuiven dat niemand op minder dan ruim drie meter afstand bij mij kan komen en dit maakt dat de verkopers een voor een weggaan. Twee katjes zijn ook belangstelling komen tonen en de ober doet verwoede pogingen hen ook bij me vandaan te houden. Dit lukt ook, tenminste zo lijkt het, want wanneer de ober mij een heerlijk ruikend bord eten, een op sjasliek lijkend vleesgerecht met daarbij diverse schaaltjes bijgerechten zoals een heerlijke salade, yoghurt en ook al het dessert brengt, is een katje terug en krabt met zijn nagels aan mijn lange broek. Ik duw haar eerst weg maar ze komt telkens zacht miauwend en aan mijn broek krabbend terug. Het eten is heerlijk, het is alleen wat veel en af en toe geef ik haar een klein stukje vlees waarmee ze wegschiet, dit kennelijk in een veilig hoekje oppeuzelt en dan na enige tijd weer miauwend en aan mijn broek krabbend voor een nieuwe hapje terug is. Na een paar stukjes opgegeten te hebben gaat ze onder een bank op een paar meter afstand zitten toekijken. Ik heb het vlees op een paar grotere stukken na op en zit voldaan achterover om even te pauzeren en neem de omgeving in me op. Dan hoor ik een lichte plof. Met een paar sprongen is het katje via mijn been op de tafel gesprongen, grist een stuk vlees van mijn bord en voordat ik van mijn verbazing bekomen ben is ze alweer weggesprongen en verdwenen onder de lage banken om hierna niet meer tevoorschijn te komen. De ober ziet het en schiet toe maar is natuurlijk te laat. De rest van het vlees laat ik liggen en ik eet met smaak de salade en het dessert. Ik reken af, geef de ober een ruime fooi voor zijn goede zorgen en loop een bredere voetgangersstraat in die even verderop overgaat in de smalle stegen van de Khan El-Khalili.

Het is bijna tijd om de chauffeur te bellen. De verkopers van de kettinkjes met het Turkse oog proberen het weer maar ik heb nu weinig tijd over om met ze te onderhandelen. Ze ogen steeds meer gedesillusioneerd, zelfs de enige westerse persoon die rondloopt koopt niets. Mijn belofte de volgende week terug te komen maakt ze niet veel blijer. Ik loop naar de afgesproken ophaalplek en bel de chauffeur. Ondertussen heb ik al spijt niets gekocht te hebben, ze verdienen al zo weinig en hoe dan ook is de vraagprijs laag. De week erop koop ik het kettinkje alsnog zonder af te dingen bij de meest vasthoudende verkoper die me vandaag volgt terwijl hij vertelt over hun werkomstandigheden.

De chauffeur komt in het drukke verkeer aanrijden en kan gewoon in de file blijven staan om me in te laten stappen. Via een rondje over het Tahrirplein, onvoorspelbaar voor wat betreft veiligheid volgens de chauffeur die daarom zo snel mogelijk rijdt en me op een veilige afstand heel even laat toekijken en een foto laat nemen, brengt hij me naar het Egyptisch museum. Daar zal ik een paar uur doorbrengen voordat de chauffeur me weer door het drukke verkeer terug zal brengen naar het beveiligde hotel in de zuidelijke wijk van Cairo, vlak bij de piramides.

Vanuit dit hotel is mijn reistijd naar mijn werk in El Fayoum het kortst. In de binnenstad van Cairo voel ik me veilig, maar de weg naar El Fayoum bezorgt me angstrillingen. Elke werkdag rijdt de bedrijfschauffeur, een nog jonge man, me de 90 kilometer heen en terug. We worden ook regelmatig aangehouden bij de politiepost, vlak bij het hotel waar de chauffeur allerlei vragen moet beantwoorden, over mij neem ik aan want er wordt telkens naar mij gekeken en gezien de reactie van de chauffeur, zijn dit soms voor hem compromitterende, schunnige vragen. De chauffeur spreekt geen Engels en kan me niet uitleggen wat gevraagd wordt en wuift het weg. Ook de leiding in El Fayoum geeft geen verdere toelichting wanneer ik ze vertel dat ik de indruk heb dat de chauffeur de politieagenten geld moet geven. Wanneer ik op volgende dagen mijn hoofddoek om doe tot we de politiepost zijn gepasseerd om niet herkenbaar te zijn als westerse vrouw houden de aanhoudingen van de een op de andere dag op.

Het is een gevaarlijke weg waar ik voor geen goud zelf zou rijden en waar we soms in door andere autos veroorzaakte inhaalsituaties komen die mij doen denken dat mijn laatste uur geslagen heeft. Ik kijk dan naar de chauffeur en zie hem verstrakken waarbij hij het stuur omklemt. Zijn stuurmanskunst zorgt dat het voor ons elke dag goed afloopt. Vrijwel dagelijks zien we ongelukken waarbij de grotere 4wd vrijwel onbeschadigd blijven en kleine oude autos geheel verkreukeld langs de kant van de weg liggen waarbij het niet anders kan dan dat inzittenden zwaar letsel opgelopen hebben.

Anderhalve week later zal de bedrijfschauffeur me in het holst van de nacht, op de dag van de viering van een jaar revolutie naar het vliegveld rijden om met het eerst beschikbare vliegtuig te vertrekken vanwege verwachte ongeregeldheden tijdens de viering, die echter uitblijven.